IFRS 16-Lease aspecten
Recent zijn een tweetal artikelen verschenen, waarin de effecten van de introductie van IFRS 16 op Europese ondernemingen is onderzocht.
Er is een veelheid van interessante data naar boven gekomen. Een aantal aspecten wordt in de komende berichten, genaamd IFRS 16-Lease aspecten, nader belicht. De informatie heeft betrekking op niet-financiële ondernemingen, die verplicht zijn IFRS regelgeving toe te passen; we hebben het dus nadrukkelijk over grote en beursgenoteerde bedrijven.
De betreffende artikelen zijn open source en daarmee vrij toegankelijk en beslaan in totaal 72 onderzochte jaarrekeningen van ondernemingen, waarvan 43 niet-Nederlandse ondernemingen. De artikelen zijn in het Nederlands; voor de goede orde zijn bijgaand de links naar de artikelen: De adoptie van IFRS 16 door Europese ondernemingen en Effecten van IFRS 16 Leases op informatie in de jaarrekening.
We beginnen “klein en onbeduidend”, met een bericht over leaseactiva met een geringe waarde en leaseactiva met een korte looptijd.
Algemene uitgangspunten
Met de introductie van IFRS 16 is een nieuwe categorie actief in de jaarrekening ontstaan: het right-of-use actief.
Door een tweetal uitzonderingsbepalingen in de (Internationale Financiële Rapportage Standaard) IFRS 16 Leases hoeven activa van geringe waarde en activa met een korte looptijd niet op de balans te worden gepresenteerd. Let wel: Het mag wel, maar hoeft niet.
Uiteraard zijn de financiële verplichtingen die voortkomen uit bedoelde leasetransacties wel in de resultatenrekening opgenomen en kent de IFRS 16 standaard de verplichting om in de toelichting aanvullende informatie te verschaffen.
Uitkomsten van onderzoek
Van de 72 onderzochte ondernemingen past (n=63) 88% de uitzondering toe om leases met een korte looptijd niet in de balans te vermelden.
Lease met een korte looptijd zijn leases met een looptijd tot één jaar; in het eerste jaar van introductie van IFRS 16 (in 2019, het onderzochte rapportage-jaar) mochten ook leases met een resterende looptijd van 12 maanden als kortlopend worden beschouwd. Niet duidelijk is of en in hoeverre leases met een resterende looptijd bijdragen aan het hoge percentage.
Kennelijk is er wel een grote behoefte bij de onderzochte bedrijven om kortlopende leases niet op de balans te presenteren. Dit gedrag past in het beeld, dat kortlopende leasetransacties volledig als operationele kosten worden gezien.
Van de onderzochte bedrijven vermelden (n=8) 11% de leaselasten in het resultaat als een gezamenlijk bedrag met leasesactiva van geringe waarde, terwijl (n=4) 6% indiceert, dat het met lease gemoeide bedrag voor kortlopende leases ‘onbelangrijk’ is.
Van diezelfde 72 ondernemingen maakt (n=62) 86% gebruik van de uitzondering leases met een geringe waarde niet in de balans te vermelden.
Dezelfde bedragen/getallen verschijnen hier voor gezamenlijk met leaseactiva met korte looptijd gerapporteerde leaselasten, terwijl (n=5) 7% vermeld, dat het met lease gemoeide bedrag voor leaseactiva met geringe waarde ‘onbelangrijk’ is.
Conclusie
De door de (International Accounting Standards Board) IASB met tegenzin en na veel aandrang van opstellers van jaarrekeningen gegeven uitzonderingen blijken in de praktijk een ruime toepassing te hebben gekregen. Zeker bij de grotere ondernemingen, die moeten voldoen aan IFRS regels is een leaseactief al gauw ‘van geringe waarde’; denk aan werkplekken (thuis en op kantoor, laptops, etc. en behoren deze activa door hun continue gebruik en regelmatige vervanging daadwerkelijk in de categorie operationele kosten.