Zoektocht naar Circulair Administreren -3-

Zoektocht naar Circulair AdministrerenDit is het derde bericht in de Zoektocht naar circulair administreren.
Een fundamentele zoektocht naar een heldere en bij circulariteit passende boekhoudkundige verwerking is nodig. Tweuus probeert aan deze zoektocht bij te dragen.

In deze bijdrage komt aan de orde de karakteristieken van circulaire balans elementen waarop we ons concentreren.

Zoals in het vorige bericht genoemd is de focus op de immateriële en materiële vaste activa en vlottende activa.

Voor zover sprake is van afschrijvingen op balans posten (met als tegenhanger afschrijvingskosten in de resultatenrekening) is in de praktijk zichtbaar dat nagenoeg alleen op basis van lineaire afschrijving wordt afgeschreven. Conform Nederlandse wetgeving (BW artikel 2:386) en uitgewerkt in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ 210.403 en RJ 212.417) moet sprake zijn van een stelselmatige methode die rekening houdt met de verwachte toekomstige gebruiksduur. Tenminste … als sprake is van een beperkte gebruiksduur.

De gehanteerde afschrijvingspercentages voor een groep activa variëren zonder expliciete melding welk percentage voor welk (type) actief wordt gehanteerd. Percentages variëren meestal tussen 10 en 20 procent. De (enige) stelselmatige methode van afschrijven die wordt gebruikt is de lineaire methode.

Uitkomsten van deze analyse:

Ten aanzien van de soort activa en in het kader van circulariteit zijn er een aantal observaties te maken:

  • door bedrijven wordt geen rekening gehouden met de veel voorkomende feitelijke eerste drempelafschrijving. Zo’n drempelafschrijving kan makkelijk variëren van 10 tot 20 procent van het investeringsbedrag met uitschieters naar 40 %, bijvoorbeeld voor ‘kleine electronica’ (telefoons, laptops, beeldschermen, etc.).
  • door bedrijven wordt maar beperkt rekening gehouden met de herbruikwaarde, wat betekent dat afschrijving plaats vindt over een groter deel van de investering dan vanuit circulair oogpunt nodig is. Dit lijkt mede ingegeven door de wetgeving, die spreekt van economische levensduur, dus economisch belang, terwijl er geen rekening wordt gehouden met het ecologisch belang. Hergebruik (na herstelkosten), alternatief gebruik, etc. zijn dus onvoldoende ingeprijst.
  • activa worden in veel situaties afgeschreven over een korter deel dan de -old school- mogelijke economische levensduur; vanuit belasting optiek lijkt alleen in extreme gevallen opgetreden te worden.
  • met de analyse uit het vorige bericht (een actief bestaat uit verschillende componenten) wordt voor de afschrijvingssystematiek nauwelijks rekening gehouden.

Ten aanzien van activa met meer componenten (gelaagde activa):

  • de verschillende componenten kunnen een verschillend onderhoudsregime hebben (voorbeeld: vliegtuigromp, landingsgestel en vliegtuigmotoren).
  • de afschrijvingsperioden kunnen (substantieel) verschillen.
  • méér dan 4 componenten komt zelden voor en de laatste component is dan benoemd als ‘overig’.

De stapsgewijze benadering die wordt gevolgd is:

– keuze op welke elementen van de balans we ons concentreren (bericht 2);
– wat zijn de karakteristieken van deze balanselementen (dit bericht);
– komt het concept van circulariteit voldoende tot uitdrukking (gedeeltelijk in dit bericht);
– wat zijn oplossingen -voor zover nodig- om het circulaire karakter beter te tonen in de administratie.

Daarnaast kijken we naar een realistisch tijdpad voor zover veranderingen aan de orde (zouden moeten) zijn.

Het einddoel is het ontwikkelen van de road trip naar een road map.


De volgende bijdrage gaat over de mogelijke oplossingen.

Wil je een bijdrage leveren ? Schroom niet je te melden.


 

This is the third post in the Roadtrip to Circularity Accounting.
A fundamental search for accounting that is clear and appropriate to circularity is needed. Tweuus tries to contribute to this quest.

This contribution addresses the characteristics of circular balance sheet elements.

Aa mentioned in the previous post, the focus is on intangible and tangible fixed assets and current assets.

To the extent that there is depreciation on balance sheet items (with the counterpart of depreciation expense in the income statement), in practice it can be seen that depreciation is almost exclusively based on straight-line depreciation. According to Dutch legislation (BW article 2:386) and elaborated in the Guidelines for Annual Reporting (RJ 210.403 and RJ 212.417) there must be a systematic method that takes into account the expected future useful life. At least … if there is a limited useful life.

Depreciation rates used for a group of assets vary without explicitly stating which rate is used for which (type of) asset. Percentages typically vary between 10 and 20 percent. The (only) systematic method of depreciation used is the straight-line method.

Outcomes of this analysis:

Regarding the type of assets and in the context of circularity, a number of observations can be made:

  • companies do not take into account the common actual first threshold depreciation. Such threshold depreciation can easily range from 10 to 20 percent of the investment amount with outliers to 40 percent for e.g. “small electronics” (phones, laptops, monitors, etc.).
  • companies take only limited account of the re-use value, which means that depreciation takes place over a larger part of the investment than is necessary from a circular point of view. This seems partly driven by legislation, which speaks of economic life, i.e. economic importance, while ecological importance is not taken into account. Reuse (after repair costs), alternative use, etc. are thus not sufficiently priced in.
  • assets in many situations are depreciated over a shorter portion than the -old school- possible economic life; from a tax point of view, action seems to be taken only in extreme cases.
  • the analysis from the previous post (an asset consists of several components) is hardly taken into account for depreciation purposes.

Regarding assets with multiple components (tiered assets):

  • the different components may have different maintenance regimes (example: aircraft body, landing gear aircraft and aircraft engines)
  • the depreciation periods may differ (substantially).
  • more than 4 components rarely occur and the last component is then designated as ‘other’.

The step-by-step approach taken is:

– choose which elements of the balance sheet we focus on (previous post);
– what are the characteristics of these balance sheet elements (this post);
– is the concept of circularity adequately expressed(also partially this post);
– what are solutions -if needed- to better show the circularity in the administration.

In addition, we look at a realistic timeframe to the extent that changes are (should be) forthcoming.

The final goal is to develop the road trip into a road map.


The next post is about the characteristics of the identified elements.

Would you like to contribute ? Don’t hesitate to come forward.